Donderdag 11 januari Chennai.
Op de rand van mijn bed wordt het er niet beter op. Het is al twee uur ’s nachts geweest en Luite ligt heerlijk ontspannen te knorren. Ik ben die lucht van die kamferballetjes die ze overal hebben op en in gelegd in de hotelkamer, om de rioleringlucht te maskeren, meer dan spuugzat. Het slaat op je keel en je krijgt er branderige oogjes van. Vanavond in het restaurant op het dak fish and chips gegeten. Het is de laatste volle dag van de vakantie en na 21 dagen India en curry’s, palak panneer (spinazie met vreemdsoortige kaasblokjes) en gobi (bloemkool in curry) met rijst, was ik echt toe aan een vette hap. Al moet ik toegeven dat ik, zodra we in de buurt van de zee waren alleen maar garnalen met salade heb gegeten. De tigerprawns zijn hier niet te versmaden. Als het waar is dat garnalen cholesterolbommen zijn, heeft er bij mij een nucleaire ramp plaats gevonden.
Misschien ligt het aan de mayonaise die bij de chips zaten; het is natuurlijk allemaal vers gemaakt en er zullen rauwe eieren doorgeroerd zitten. Zo lekker als ik me de hele dag gevoeld heb, zo beroerd voel ik me nu. Pijn onder mijn linker oksel wat ik toeschrijf aan een veel te strak zittend slaapshirt. En het komt helemaal niet uit. Morgenochtend vroeg vertrekken we naar Bangalore, om van daaruit via Frankfurt naar Amsterdam te vliegen. Mijn koffer puilt uit van de kadootjes en de zijden lappen. Ben me ook flink te buiten gegaan aan het Tibetaanse en Nepalese zilver. Voor iedereen een armband. Is weer eens iets anders dan de stenen die ik vorig jaar in Sri Lanka heb aangeschaft en nog steeds niet in ringen heb laten zetten.
De misselijkheid wordt erger en het lukt niet om de aandacht bij de sudoku te houden, mijn darmen maken lawaai of er een riolering wordt doorgespoeld. De prullenbak is snel leeg gehaald en omgedoopt tot kotsemmer en ik neem maar plaats op de wc. In de hoop dat dit wat rust brengt. Het strakke vervelende t-shirt is al verwisseld door het idioot wijde, door de wasvrouw aangemerkt als pyjamajasje (weet je wat dat ding gekost heeft?). Het geeft allemaal geen verlichting en als ik helemaal leeg lijk te zijn, begint een hyperventilatie aanval. Mijn mond verandert in een snaveltje en mijn handen in klauwtjes. Ooit honderd jaar geleden tijdens een zwangerschap heb ik het ook eens gehad en ik weet dat diep zuchten, ook al voel ik me benauwd, niet de oplossing is. Iets anders lukt niet, dus wordt er goed diep ingeademd, als een soort natuurlijke neiging die niet te onderdrukken valt. Is het slim? Nee, maar ja, net of er nog controle is zeker?
De emmer valt niet meer vast te houden en heb ik tussen mijn knieën geklemd. Dit is ook geen zitten en God wat heb ik altijd een hekel aan kotsen. Armen staan als vreemdsoortige zijtakjes van mijn lichaam af. Bibberende benen of er net een berg is beklommen. Het zweet breekt me uit en vormt tot mijn verbazing echte belletjes op mijn lijf. Het water knalt in druppeltjes door de huid heen. Ik spoel mijn mond, veeg me met de handdoek zo droog mogelijk en ga in de slaapkamer op het voeteneinde van het bed zitten. Vieze teringballetjes. Weer over de sudoku. Nou ja, hyperventilatie, je kunt tegen het einde van de vakantie opzien, maar dit slaat echt alles. Spastisch steek ik een sigaretje op, bij gebrek aan een plastic zakje en van roken krijg je het ook benauwd. Dat zal de hyperventilatie wel stoppen. Denk ik. Oh, hoop het zo.
Ik rook ook niet dat ik geld heb en de peuk is al halverwege uitgewreven in de asbak. Begin me nu toch ook zorgen te maken. Het zweten heeft een abnormale vorm aangenomen, het loopt nu echt in straaltjes en ik maak Luite wakker. Of hij wat kan doen? Ik zou niet weten wat, maar ik vind het ineens erg eng om alleen wakker te blijven. Heb al een paar keer gepreveld dat het nu wel genoeg is, dat de boodschap wel duidelijk is. Voel me ondanks dat steeds beroerder worden. Het gevoel dat er iets heel erg mis is, maakt zich van me meester. Het wil maar niet minder worden. De hyperventilatieklauw aan de rechterkant begint te ontspannen, maar links blijft zich gedragen als een geënte tak. Aan de binnenkant van de schedel is de paniek al uitgebarsten. Eigenlijk vind ik het wel tijd worden voor een dokter. Luite haalt de reisleider uit zijn bed, die meteen met vriendin naar de kamer komt. Ik vertel wat er aan de hand is en dat ik denk dat het mijn hart is. De pijn op mijn borst zit inmiddels tot tussen mijn schouderbladen en het ligt het lekkerst met mijn hoofd zover mogelijk achterover. Niemand mag aan mijn linkerarm komen. Drijf het bed uit. Heb het gevoel dat ik halverwege ben blijven hangen in een uittreding. Met het water dat zich moeiteloos door mijn huid heen werkt voel ik ook de energie uit mijn lichaam vloeien. Dat wat er over blijft, trekt zich terug naar het midden, ergens achter mijn borstbeen en het voelt of ik aan het krimpen ben.
Via de receptie wordt geprobeerd een dokter te bereiken. Dat gaat niet lukken. ’s Avonds na tienen hebben ook de dokters vrij en ze hebben lang niet allemaal een telefoon. Waar het buiten de hele dag krioelt van de toektoekjes en taxi’s is het tegenover het hotel angstaanjagend stil. Ja het is ook tegen drie uur ’s nachts inmiddels, weinig klandizie rond die tijd. Eindelijk lukt het om een ziekenhuis te bereiken en ze beloven een ambulance te sturen.
Ik wijs Luite bij het verlaten van de kamer nog even op mijn groene tas. In het zijvak zitten de verzekeringspapieren. Welke verzekeringspapieren? Van de reisverzekering die ik stiekem heb afgesloten, net als bij elke lange buitenlandse vakantie. Daar ziet hij het nut nooit van in, maar ik ga altijd prettiger weg, als ik weet dat ik me daar geen kopzorgen over hoef te maken. En mijn eigenwijs gedrag wordt ter plekke gezegend.
Van de trip naar het ziekenhuis krijg ik niet meer zo heel erg veel mee. Hangend en wurgend wordt ik in een busje geladen en op een plank gelegd en ze houden me met zijn drieën vast bij bulten, bobbels en bochten. Luite aait in het ziekenhuis over mijn voet en zegt dat hij er niet bij mag blijven. De rest van de herinnering is hier verdeeld in plaatjes. Het inbrengen van een infuus, en nog één en nog één de zuignapjes op mijn borst het constante overgeven en volgens mij staat iemand mijn linkerarm eruit te schroeven en ik moet zo nodig naar de wc verstaan ze hier geen engels ofzo. (Logisch als ik de hele nacht alles in het Nederlands gezegd heb.) Are you from Sweden? Als een mens in meerdere dimensies leeft, zoals sommige wetenschappers beweren, waar is de rest van mij dan bezig? Kan nu wel wat hulp gebruiken.
Blijkt dat ik de hele nacht probeer uit mijn bed te klimmen, om bij de wc te komen. Wat steeds wordt verboden en ik krijg een pannenkoek platte beddenpan onder me geschoven. Maar ik kan niet zitten. De draadjes naar de hartslagregistratie zijn te kort. Het apparaat staat ergens ver weg op een plankje boven mijn bed en de draden zijn maar een meter lang. Ik moet dus achterover blijven liggen. Aan het voeteneinde van mijn bed is de doorgang en ik kijk op een soort receptiebalietje, waarachter een paar jonge Indiase jongens in verpleegstersuniform staan. Ik lig daar in mijn blote brood en wordt aangemoedigd om de darminhoud te laten stromen. De druk is enorm en ik verzin dat ik de jongens raak als ik mijn anus ontspan. Dat ze staan te kijken en me dus zo kunnen zien, dringt niet eens tot me door. Alle gene gaat hier direct verloren. Uiteindelijk mag ik, losgekoppeld van de apparatuur naar de wc lopen, met de infuusstandaard, begeleid door een verpleegster en iemand die zich uitgeeft voor een dokter, maar het bijpassende jasje niet aan heeft.
Van een andere dokter krijg ik een paar uur later vreselijk op mijn falie. Logisch ook; mijn bloed is veranderd in aanmaaklimonade door de anti-stolling en ik wil mijn bed uitklimmen. Als je was gevallen, zegt hij, was je doodgebloed, you stay in bed now!! Tegen al die stevigheid ben ik echt niet opgewassen, het begint eindelijk langzaam tot me door te dringen waar ik ben. You stay here. Maar ik wil weten wat er aan de hand is; what happened? En begin te huilen. You stop crying now, we will talk to your husband
Ja, where is my husband eigenlijk? Nou die blijkt outside in the garden, bij de voordeur tussen de troep verzamelde familieleden van de collega-patiënten op de IC. Niet dat ik die kan zien, de bedden zijn van elkaar gescheiden door glazen schotjes. Daarop zit van dat anti-doorkijkplastic geplakt, waardoor je wel de contouren van de blote kont van de buurman ziet, maar geen scherp beeld krijgt. Aan de andere kant van me ligt een mevrouw in coma. Wat haar niet tegenhoudt om 24 uur per dag om Allah te roepen. Na een paar uur kan ik haar moeiteloos imiteren. Om ons allemaal goed en optimaal te kunnen observeren branden dag en nacht de tl buizen aan het plafond. Daar lopen ook beestjes van allerlei pluimage. Insecten van ongekende soorten en een soort hagedisjes die aan de lunch zijn. Soms komt er ook wat naar beneden.
Tijdens het infarct is er geen tunnel, geen fel licht in de verte, er is geen vrede en ik kom geen bekenden tegen. (Dan ben je nog niet ver genoeg geweest, legt Bertien maanden later schaterend uit)
Luite komt binnen, die heeft al die uren onder de palmboom buiten doorgebracht en is zich helemaal rot geschrokken. Hij is bleek en heeft van die strakke streepjes naast zijn neus en stresshoorntjes boven zijn wenkbrauwen. Van de pure weersomstuit beginnen we allebei te huilen, wat maakt dat de dokter om de hoek van het schot schiet en gebiedt dat we finish talking zijn en Luite weg moet. But we are going to fly home today hij geeft aan dat ik not fly anywhere today en wijst me to go back to sleep en Luite naar de uitgang.
We vragen om five minutes. Moet op zijn minst een boodschappenlijstje doornemen. Want in India is er dus niets in een ziekenhuis. Geen drinkwater, geen zeep, geen wc papier, geen handdoeken, eten, beddengoed. Na de hele nacht braken gaat er wel een glaasje water in. Ik lig op een geplastificeerd matrasje met een soort kalig kapotte sprei. En wassen behoort zeker niet tot het takenpakket van het verplegend personeel. Bij mijn verzoek om badwater kreeg ik een glas water. Heb ook woordvindingsproblemen met het Engels.
Snotterend doe ik mijn bestelling. En ik begrijp dat ik vannacht een infarct heb gehad en nu 10 dagen niet mag vliegen, in verband met die anti-stolling en in het ziekenhuis moet blijven. Hoe lang weet hij ook niet. Dat ligt aan hoe het met mij gaat. Dat Luite met recepten een paar tassen boodschappen is wezen doen bij de ziekenhuisapotheek. Tot infuusstandaard, stuwband, naalden, vloeistof, medicijnen, de hele rataplan toe. En dat hij heeft moeten tekenen voor de behandeling en de risico’s daarvan. Dat hij buiten echt gedacht heeft dat ik dood zou gaan. De families die buiten het ziekenhuis zitten doen al hun geld hutjemutje om de benodigde medicijnen van het zieke familielid te kunnen betalen; hebben ze het bedrag niet bij elkaar, dan heeft de zieke binnen pech. Hebben ze geen geld voor de opname of verblijfskosten dan mag de zieke mee naar huis. Niks voor niks.
Luite heeft mijn ouders al gebeld en zal de kinderen op een christelijker tijdstip bellen vandaag. Ik vraag om mijn mobieltje, of hij dat alsjeblieft wil meenemen. Ik wil zelf naar mijn ouders bellen en naar Sandra en Jocelyn en Lins. Weet dat als ze mijn stem horen en ik me een beetje stoer laat klinken, ze zich minder zorgen zullen maken.
De dokter schiet weer om de hoek en gebiedt Luite to leave now!
Ik doe een moord voor een beker koffie, maar dat is very bad for my health. Ik zeg maar niet dat ik ook een lief ding over heb voor een peukje… (waar altijd ongekende troost vanuit gaat). Luite gaat weg en belooft snel terug te zijn. Hij moet ook het mottenballenverblijf in het hotel verlengen, want dit kan nog wel even gaan duren. Ons reisgezelschap is inmiddels vertrokken naar Bangalore. Het ziet er naar uit dat we meevliegen met ze, niet meer gaan redden.
In de tussentijd krijg ik om de paar uur een delegatie Tamil of Hindi sprekende mensen in doktersjassen om mijn bed. De meeste artsen spreken onverstaanbaar Engels en het gaat bij de verpleging niet verder dan hai, how are you, om vervolgens geen raad te weten met mijn antwoord. Kan ook alleen nog maar Nederlands praten, toen ik vier was kon ik ook geen Engels, en ik voel me geen dag ouder dan een kleuter.
Er wordt naar me gewezen, naar mijn infuus, de hartregistratie en er wordt verschrikkelijk veel opgeschreven en op de Indiase manier met het hoofd geschud (de golvende neebeweging waarmee ze ja bedoelen). Aan mijn armen is te zien dat een infuus inbrengen niet tot de dagelijkse bezigheden behoort. Aan beide handen en polsen heb ik bloeduitstortingen. Twee keer per dag wordt de heparine gespoten. Dat doen ze hier in je bovenarmen en gelukkig wordt elk half uur mijn bloeddruk gemeten. Met het opblazen van de band voel ik de prikpunten knappen, de huid omhoog komen en na een dag zijn beide onderarmen en handen een prachtig diep donker paars. Of er een kar overheen gereden is. Wel heel speciaal van die onderhuidse fonteintjes.
Als niemand kijkt doe ik mijn arm over mijn ogen en tranen lopen als kleine straaltjes zo mijn oren in. Alles is eng, lig de hele tijd bang te wezen voor wat er staat te gebeuren. Medische opleiding komt hier niet tot zijn recht. Toegang tot mijn geheugen heb ik al helemaal niet, het archief is afgesloten. Echt tot me doordringen wat er gebeurd is doet het nog niet, maar ik vind mezelf verschrikkelijk zielig dat ik nu toch op een Indiase Intensive Care Unit lig, die eruit ziet als een oud consultatiebureau. Veel kans om lekker door te brullen krijg ik niet, want hoe ze het ruiken doen ze het, er komt direct iemand bij mijn bed staan met de mededeling dat ik moet stop crying, go to sleep. En als ik niet meteen reageer of in het Nederlands iets terug hik, krijg ik zowaar een flinke tik tegen mijn wang huuuh? Stop worrying, go to sleep, you need your sleep. En assertief als ik normaal gesproken ben, in de trant van ‘ben je wel helemaal lekker’, kom niet eens op het idee om een lel terug te geven. Alle weerstand is verdwenen. Blijkt dat elke keer als ik huil, mijn hartslag lekker oploopt en dat ding bij mij op de plank staat in verbinding met een schermpje op de balie. Best nog wel modern geautomatiseerd hier. Zou je op het eerste gezicht niet zeggen. Er is in ieder geval geen generator. Ongeveer 5 keer per dag valt de elektriciteit uit en dus alle apparatuur. Er gaat dan geen alarm, gedurende de tijd dat er geen stroom is, is er geen registratie. Van niks niet. Het is niet anders. Als het ’s nachts gebeurt reageert ook niemand. Als het te lang duurt zoekt de verpleegster op de tast haar balie op en gaat daar slapen. Logisch, ze heeft haar handen vol gehad vannacht.
Luite heeft ondertussen mijn groene tas gebracht. En iets te eten. Gelukkig ook bananen enzo, en een hele voorraad drinkwater. Ze kennen in India geen brood, zoals wij het kennen. Ze bakken hier naan. Een soort roti pannenkoek, die je in allerlei variaties kan krijgen. Gelukkig heeft hij natura meegenomen en geen garlic. Naan met jam benadert pannenkoeken, dus troosteten en ik heb, nu de misselijkheid weg is, honger als een beer.
Er wordt lasix in mijn infuus gespoten. Men is van mening dat er te weinig wordt geplast. Dat is niet helemaal waar; a. ik spaar het op (wel eens geprobeerd om en public je blaas te legen? Ik kan die kringspier zelfs niet eens makkelijk ontspannen bij mijn eigen man als hij ook in de badkamer staat) en b. dus als ik moet, is het heel veel, dat het helemaal tot de rand komt en bij het verwijderen van de bedpan, die onveranderd aan de bilpartij blijft plakken, glotst meer dan de helft over de hondensprei. Dus als ze in een maatbeker meten hoeveel ik plas, mogen ze die lap ook wel uitwringen en erbij gieten. Dankzij het ontwateringsmiddel moet ik nu moet ik de hele tijd nodig, maar mijn dikke enkels en worstentenen (van de hitte) worden ongekend slank. En ik krijg wel steeds een schone sprei. Luite kijkt hoe ik mijn naan naar binnen werk en ik probeer hem zoveel mogelijk gerust te stellen. Heb nergens pijn, nee diarree is ook over, geen last meer van mijn arm, ja best honger eigenlijk, wat een gedoe hè? Maak je maar geen zorgen hoor. Ik kijk wel uit dat ik ga huilen, komt de dokter natuurlijk weer uit zijn hok gerend.
Einde van de middag komt de dokter en overlegt hij met Luite. Met mij wordt niets besproken. Ik ben de zieke en wat eigenlijk nog erger is, ik ben een vrouw en daar wordt hier cultureel gezien niet mee gepraat. Om maar vooral te laten zien dat het heel goed gaat met me doe ik erg stoer en geef constant aan dat ik nergens last van heb. Haalt echter geen zak uit, ik moet gewoon blijven en Luite wordt standaard na een paar minuten naar buiten gebonjourd. Hij wordt als grote blanke reus liefdevol opgevangen door de families buiten. Krijgt ook drinken en af en toe een hap eten van ze. Degene die Engels praten, al is het met handen en voeten, vragen hem de hemd van zijn lijf. Zo krijgt hij ook de informatie hoe het er hier in ziekenhuizen aan toe gaat.
12 januari onveranderd ICCU
Onder de sprei bel ik met mijn ouders. Ze hebben twee telefoons in de woonkamer, wat maakt dat ik ze tegelijk aan de lijn heb. Tuurlijk erg geschrokken, nou hier ook en druk ze op het hart dat de dokters hier met hun gedegen Engelse opleiding heel adequaat gehandeld hebben en het goed gaat met me. Niets meer om je zorgen over te maken. En ik bel de kinderen en Sandra. Ze klinken erg dapper aan de telefoon. Mams eerste reactie is ‘hoe ze naar me toe kan komen’. Iets wat ik ze uit het hoofd praat, omdat ze anders ook buiten onder de palmboom zullen moeten bivakkeren. Niet het allerhandigst met een rollator en geen stoelen. Ze heeft tussen de twee telefoontjes van Luite ongeveer mijn hele jeugd voorbij zien komen. Dat dit niet het natuurlijke verloop is, dat kinderen eerder gaan dan de ouders. Maar als volwassenen komt ze me bij al die beelden niet tegen.
Zolang ik op de IC lig, mag ik eigenlijk toch geen bezoek. Luite is een uitzondering, die moet voorkomen dat ik uitdroog, vervuil of verhonger. Na afloop van het gesprek verstop ik mijn telefoontje onder in mijn tas en brul nu heel overtuigd in mijn kussen, omdat ik me nu wel heel erg in de steek gelaten en vooral vreselijk zielig voel. De dokter blijft weg, zeker lunchpauze
De hersencellen zijn nog steeds in een staat van bevriezing en lichtelijk comateus. Focussen op wat er nu allemaal gebeurt is een onmogelijke opdracht. Scheelt wel, kan ook de paniek niet worden opgevoerd, waarbij stil gestaan kan worden bij een mogelijk dreigend overlijden. Plaatjes gaan en komen, gedachten komen er niet op. Althans niet in logische volgorde, meer willekeurig geplukt hier en daar en getriggerd door de omgeving.
In de doorloop staat een metalen grote schaal, een soort wok op een wiebelig standaardje. Wat die daar doet en waar het toe dient is me niet helemaal duidelijk. Vanaf het bed is het onmogelijk, om zonder de draden van het kastje los te trekken een blik te werpen. Intrigerend. Er wordt steeds iets met gerinkel en geplons ingegooid. Ziet er niet uit als een bidschaal, of iets voor een ritueel, ofzo. De buurvrouw kan ik nu accentloos nadoen, al zal ik het hier niet demonstreren. Om gek van te worden; Allah Allaiiiiiiii . Allah . maar ook wel zielig.
Dat zou in het Nederlands Oh God! Oh Gottegottegot zijn.
14 januari, nog steeds op de ICCU.
In overleg met ‘weer een andere’ dokter die toevallig bij me langs komt en gelukkig dezelfde soort Engels spreekt als ik krijg ik het na drie dagen voor elkaar om de heparine in mijn bovenbenen toegediend te krijgen. Ik wijs op mijn bijna afgestorven handen en hij is het met me eens. Gelukkig maar. Weer een reden minder om 48 keer per dag in janken uit te barsten. Want ze blijven 1 keer per half uur de bloeddruk meten, wat blijft voelen als knisper-knasper-lekkernij onderhuids. En er is geen plek meer in de paarse worstenvingertjes om de vloeistof op te vangen.
Van de dokter via Luite hoor ik wat er precies is gebeurd. Ik heb een onderwand infarct gehad en het was goed dat we direct naar het ziekenhuis gekomen zijn. Na de eerste anti-stolling en pethidine tegen de pijn, verdwenen alle klachten en op het ECG te zien is de schade beperkt gebleven. Wel blijkt in dat gesprek dat ik om de 8 uur een slaappil krijg, vandaar dat ik alles zo gelaten en kalmpjes over me heen laat komen. De hartslag van ongeveer 70 slagen per minuut wordt ook veroorzaakt door een pilletje. Dan is er ook nog iets om het bloed dun te houden, kortom, volgens de dokter blijf ik zo uit de gevarenzone. Voor iemand die normaal in rust een hartslag van rond de 110 heeft, ben ik abnormaal kalm.
Het verblijf op de IC is vastgesteld op 3 dagen en als alles goed gaat mag ik de vierde dag naar de Special Room. Dan mag Luite ook de hele dag bij me en blijven slapen, mits ik beloof me niet druk te maken en veel te blijven slapen. Als ze doorgaan met het trakteren op slaappillen, maak ik me daar geen zorgen over. Dan blijf ik als een kabbelend beekje. Mij krijg je niet overstuur.
Rust is het enige dat helpt. Ook blijkt mijn cholesterolgehalte tot ongekende hoogte gestegen te zijn (met de hartelijke groeten aan de verorberde garnalen) en hiervoor is ook een behandeling ingezet. Er wordt nog een keer een ECG gemaakt en er wordt van de andere kant van de stad een arts gevraagd om een echo te komen maken. Ook dat blijkt een hele onderneming.
Efficiency is niet het eerste woord wat er in je opkomt als je aan India denkt. Men heeft veel ideeën, er wordt eindeloos overlegd, met iedereen en allemaal. Tijdens de rondreis hebben we er vaak om gelachen. Vooral op bouwputten zie je hele groepen mensen, soms wel zo’n dertig bij elkaar. Twee van hen zijn dan een klusje aan het doen en de rest kijkt er naar en heeft het erover.
Er komt hier in het ziekenhuis nogal eens wat tussendoor, waardoor men vergeet waarvoor ze bij elkaar gekomen zijn. Zo herken ik geen één dokter die aan mijn bed komt. Alleen de verpleegkundigen, over het algemeen jongens, begin ik langzaam van gezicht te herkennen. Informatie opslaan is een probleem. Verstand vertoont nog steeds kortsluiting.
(Op de dag van mijn ontslag zal, bij de hernieuwde kennismaking met mijn behandelend cardioloog, ook blijken dat alle dokters en groepjes die aan mijn bed geweest zijn, gewoon van alle specialismen waren, behalve cardiologie tot een psychiater toe. Schijnt dat het een hele attractie is dat een Europeaan in een ziekenhuis ligt, dat blijkt niet vaak voor te komen. Waarom ze dan allemaal wel een stethoscoop in mijn pyjama hebben gestoken, mogen ze nog eens aan me uitleggen. De cardioloog is heel speciaal, hij moet gebeld worden wil hij naar het ziekenhuis komen. De dag van ontslag blijkt vroeg genoeg. Tijdens de opname heb ik hem verder niet gezien.)
Ondertussen wordt er druk heen en weer ge-SMS’t tussen India en Nederland om alle wetenswaardigheden uit te wisselen. Er blijken ineens meer deskundigen dan artsen in de familie, maar ik wijt het aan de ongerustheid en machteloosheid op afstand. Eigenlijk willen ze hier alle onderzoeken doen. Ook de angiografie. Maar daarvoor zal ik naar een ander ziekenhuis moeten dan dit. Maar dat wil ik in Nederland laten doen. Zodra ik thuis kom zal ik me onmiddellijk via de huisarts bij een cardioloog melden. Ondertussen krijgen we goede, niet uit te voeren adviezen. Het is ook niet te vergelijken met een ziekenhuis in Nederland.
Tussen Luite en de verzekeringsmaatschappij is inmiddels een innige relatie ontstaan, bestaande uit meerdere telefonische contacten per dag. Ze schijnen niet te snappen dat de verzorging van de inwendige mens niet tot het pakket van een ziekenhuisopname in India behoort. Verder krijgt hij alle medewerking die hij hebben wil en ze praten al over repatriëring. Hoi, hoi.
Op nacht drie wordt ineens het apparaat van de hartregistratie van me losgekoppeld en meegenomen. Raar tijdstip en ik ben klaarwakker. Want waar ze niet bij stil staan is dat ik nu helemaal over het hele bed kan bewegen en op mijn kop gaan staan zonder dat er iets in de knoop komt. Ik kan nog steeds niet in die wok kijken. Hij is wat verder weg gezet en ik ben in staat om mijn bed uit te sneaken en op onderzoek uit te gaan. Verder toch niets anders te doen. Verveling veroorzaakt scheel kijken.
Er is net een schreeuwende meneer binnengebracht met overgewicht en trouble breathing, die steeds keihard zijn slijm loshoest. (Daar zijn ze hier in India heel goed in en hoeft niet direct alarmerend te zijn dus). Hij wordt nu aangesloten op mijn kastje. Inmiddels ben ik door het verstrijken van de tijd en het feit dat ik echt helemaal geen klachten heb recalcitrant aan het worden. Van de zuster mag ik de dure stickers niet van me afhalen, maar die krengen zitten al drie dagen op mijn zwetende huid en kriebelen. Dus ik pulk ze eraf en gooi ze vanaf mijn bed in de prullenbak. Er is geen registratie meer, dus lekker belangrijk. Nu zitten er 7 plakkende verheven rode schijven op mijn romp, die binnen een paar uur zwart van het zweet en rondzwevend stof worden. Of geeft mijn pyjamajasje af? Als het licht wordt ga ik vragen of ik onder de douche mag. Met handen en voeten wordt me verteld dat het geen stijl is dat ik de doppen heb verwijderd, maar ik krijg geen nieuwe, very expensive en die meneer mag het apparaat naast zijn bed houden; hij heeft hem harder nodig dan ik.
14 januari still going strong on the ICCU.
Luite brengt de schone was mee en mijn ondergoed is glow in de dark, zo wit en de groene kleur van mijn overige kleding is er tijdens het wassen op een steen uitgeslagen. Nog een lichtgroene vleug herinnert aan het neongroen wat er ooit was. Maar schoon en droog is heerlijk als je de hele dag ligt te sudderen op een plastic boeddhistisch matras. Ik mag niet uit mijn bed en dus ook niet onder de douche. Mijn haar is veranderd in touw en de jeuk is niet te harden. Uiterlijk is hier ook niet belangrijk. We maken er wel grapjes over; wie is die mevrouw met dat kleine baardje en die snor die daar gaat? Bij gebrek aan een pincet trek ik de haren tussen mijn nagels om de beurt uit mijn kin. Verder toch niks te doen, dus is er een dagtaak van te maken. Handig wel dat ik kleine baddoekjes heb meegenomen. Ideaal voor een waspartij in bed. Ergens wordt een scherm vandaan getoverd en aan het voeteneinde van mijn bed gezet. Zo lijkt het net of er privacy is, ware het niet dat iedereen zijn hoofd om de hoek steekt om te kijken wat er gaande is, wat ze niet mogen zien. Het kan me allemaal niet schelen; ik berust eindelijk en maak er maar het beste van. In de Backwaters wordt langs de weg ook gewoon massaal door iedereen en allemaal gebaad. Wat heb jij wat ik niet heb?
Uit de tijd van de verpleging in ’79 kan ik me herinneren dat het proces van pijn en rood en dik de beginselen zijn van een flebitis. Ik vraag om ijs en men kijkt me niet begrijpend aan. Koude natte lap dan? Fabriceer er zelf één en leg een koelend verband aan. Not so difficult toch? De verpleegkundige removed de infuuszak, maar laat de waaknaald zitten duuuuhhhh Er wordt geen woord vuil gemaakt over de tweede hands over te nemen nog bijna spiksplinternieuwe infuusstandaard. Die verdwijnt gewoon uit beeld. Nou die gooien ze echt niet weg hoor. Ze gooien hier niks weg. Ze hebben geeneens een vuilnisbelt. Waarschijnlijk staat hij alweer in het winkeltje van de apotheek. Drukker dan dit maak ik me niet. Lekker belangrijk.
Mag nog steeds het bed niet uit en de opstandigheid maakt dat ik dan aan het voeteneinde met bungelende benen ga zitten. Verder als dat gaat het niet. Luite is erg blij dat ik zo ben, weer helemaal herkenbaar tegendraads en eigenwijs. De bloeduitstortinkjes in zijn wenkbrauwen zijn weg en zijn neus is niet meer omlijnd.
Het besef dat dit wel een heel legale manier is om voorlopig niet naar mijn werk te hoeven zet me aan het denken. Zag er zo tegenop om weer te beginnen en nu hoeft het de eerste tijd niet. Concentreren op deze gedachte lukt gelukkig niet en ik dwaal weer af naar niks. Achter het scherm naast me is een verandering gaande bij ‘Allahi’, ze zegt meer dingen, vooral als ze geprikt wordt of een dokter aan haar zit. Het lijkt ook achter dat plakplastic de goede kant op te gaan. Er is in deze dagen nog niemand overleden hier.
Voor het maken van de echo moet je naar de rÃöntgenafdeling. Met een rolstoel word ik naar het trappenhuis gereden om vervolgens drie trappen af te lopen op blote kakkies, ‘no elevator, sorry’, naar de echokamer. Na afloop wordt de elektronengel waar mijn romp mee vol gekliederd zit, niet afgeveegd en ga ik als deelnemer aan een wet t-shirtcontest terug naar de trap. Zelf naar boven lopen (hoezo niet mijn bed uit naar de wc of de douche ) en weer terug naar bed met zwarte zolen. Waar het vervolgens not alowed is te leave the bed Ben een uur zoet met een lapje en een glas Barleduc om weer roze tenen te krijgen.
15 januari de verhuizing.
Op dag 4 mag ik dan eindelijk naar de Special Room. Het waaknaaldje dat uit de rode olifantspoot steekt mag er ook uit. En ook lopen naar de wc is nu toegestaan. In de wok zit een soort desinfectans en er drijft en ligt gereedschap in wat op de IC is gebruikt. Yakkie. Disceptie.
Er is geen douche. Dus al kreeg ik toestemming, douchen op de IC bestaat niet. In de Special Room ook niet, er is een boiler met koud water en een emmer met een bakje. Maar ik was mijn haar en blijf spoelen en met zeep schrobben tot alle zwarte plakvlekken van mijn huid verdwenen zijn en de hele bak water op is. Na afloop van de badpartij kan ik geen pap meer zeggen en knor de rest van de dag weg.
Uitzicht op de parkeerplaats, en twee bedden en een tv en de hele dag bezoek van familieleden van patiënten die wel op de normale afdelingen mogen komen. Ze achtervolgen Luite gewoon en lopen ongevraagd mijn kamer in. Breedgrijnzend in de deuropening, want niemand verstaat elkaar en na een minuut of tien heen en weer lachen verdwijnen ze weer. Het werkt erg op mijn lachspieren, weet gewoon niet waar ik kijken moet. Wij maakten onderweg foto’s van mensen die aan het baden of wassen waren. Dit is eigenlijk hetzelfde, alleen dan omgekeerd.
Elke avond komt een meneer van het hotel met een tas maaltijd. Hij kon zich mijn fish and chips herinneren en doet hiervan een grote hoeveelheid bij de salade en garlic naan. Ik ben on a light diet, so we gooien elke avond voor een kapitaal weg. Dit tot groot ongenoegen van de schoonmaakster die elke dag de badkamer even komt doen en de tas met eten mee moet nemen om weg te gooien.
Op de parkeerplaats staat een bestelbusje. Gopalgowda Shanthaveri Memorial Hospital staat er op de achterkant. Dat blijkt de ambulance te zijn waarmee ik naar het ziekenhuis ben gebracht. Buiten twee bankjes aan weerskanten zit er in de ambulance niks. Ziet het interieur er bij ons in Nederland uit als een kleine operatiekamer, dan heeft dit meer weg van de binnenkant van een leeg bouwvakkers busje.
Op de bedden in de Special Room liggen lakens. Ik moet er even aan voelen of ze echt zijn en er ook 2 lakens op 1 bed liggen. ‘Real sheets sir!’ zegt de verpleegster nog tegen Luite. Kost dan ook wat meer dan de IC voorziening.
Maar we zijn stikblij en omdat de emoties toch de hele tijd al hoog zitten huil ik hier ook maar even om.
Nu er niet meer de hele dag gemonitord wordt of bewakers van gezondheid rond het bed lopen, wordt de binnenkant ook wat kalmer. Gedachten op een rijtje zetten gaat nog steeds niet. De serie plaatjes die voorbij komt is eindeloos. Is er bij binnenkomst in het ziekenhuis geen film in me afgedraaid, waarin mijn leven zich uitrolde, zijn er nu steeds terugkerende beelden, soms met de bijbehorende gedachte of gevoel.
Schuldgevoel.
Ik moet iets gedaan hebben waarom ik nu dit infarct als pak op mijn sodemieter gekregen heb.
Een beeld van Ronald, waar ik 13 jaar geleden van gescheiden ben, en een gevoel van schaamte. Dat ik hem onheus behandeld heb. Piekeren erover gebeurt niet; focussen lukt niet. Maar het komt meermalen terug. Misschien staat dit wel in verhouding met de straf. Toen ik net op de Dunanstraat ben gaan wonen belde hij af en toe. Dan was de behoefte om dingen met me uit te praten heel groot. Of ik dan even tijd had, of wilde maken. Maar daar zat ik dan niet op te wachten en gaf dat dan ook omonwonden te kennen. Dat moet hem veel gedaan hebben. Daar heb ik ook wel spijt van. Ben wel verbaasd hierover. Soms gebeurt er iets waarbij een al lang door- en afgewerkt item een verdieping lager nog een keer bezinning nodig heeft. Ben er van overtuigd dat dit zo’n punt is.
Het gevoel dat ik iets verkeerd gedaan heb en dat dit als straf bedoeld is, is heel sterk. Word hier ook heel verdrietig van. Ik prakiseer me rot wat het dan zou kunnen zijn wat zo verschrikkelijk slecht is, dat ik dit verdiend heb. Het archief is in verband met een verbouwing nog steeds niet toegankelijk. Word er zo verschrikkelijk verdrietig en doodmoe van. Het is niet anders en ik laat het overtollige water zoveel mogelijk aflopen.
Als ik niet slaap kijk ik naar buiten. Sta nog steeds op een slaappillendieet en verheug me op een stralend uiterlijk na schoonheidsslaap gedurende zo’n 18 uur per dag. Voor het raam staat een grote palmboom en met daarin allerlei beesten. Ook kan ik de straat en de rotonde zien. Er lopen vandaag allemaal geel geverfde koeien rond. Het feest van de koe is aan de gang en ter ere van hiervan worden ze allemaal beschilderd. Prachtig gezicht die knalgele koeien met versierde horens. Het ruikt naar curry en de geluiden van de stad zijn goed te horen. Op de tv is BBC world met ruis te ontvangen, gemuteerde Fashion TV en wel 40 locale zenders met films met dansjes en rituelen in Hindi en Tamil of één van de andere 5 talen die ze hier spreken. Op papiergeld staat het bedrag en de valuta ook in 7 talen vermeld. Er zijn volkstammen hier in India die elkaar niet verstaan. De verbindende taal is het Engels. De plaatsnamen zijn ook anders voor de verschillende bevolkingsgroepen. Chennai is eigenlijk het oude Madras, maar veel mensen in het zuiden noemen het nog steeds bij zijn vorige naam.
De basis van een film is voor allemaal hetzelfde. Ze zijn verliefd en laten dat goed merken. Het ligt er duimendik op. En iedereen weet het. Je maakt kennis met de hele familie van twee kanten. En dan gebeurt er iets, meestal een misverstand, waardoor ze even een tijdje uit elkaar zijn. En dan komen ze weer bij elkaar en dan is het groot feest. En je verwacht dat ze dan op dat moment een dans doen met zijn allen. Maar neen. Dit is India. Ze zijn verliefd en dan ineens wordt er met een duet gezongen, begint langzaam. Hij laag, zij knerpend hoog. Plotseling wordt er ritme ingegooid, het tempo tot ongekende hoogte opgeschroefd. Ze zijn niet meer met zijn tweeën, en niet te houden, maar met een heel beeldscherm vol en dan doen ze een dansje. Geen ballroomdans, nee, ze hossen, huppen en rennen van links naar rechts, maken schunnige bewegingen. Janet Jackson zou er jaloers op worden. Zo synchroon als dat gaat. En dan gaat het verhaal verder. Maar die dansen komen steeds onverwacht. Vader en moeder in de tuin, zingen elkander toe en ineens staat het hele dorp weer in de tuin, doen hun ding en het verhaal gaat weer verder. Het werkt erg op de lachspieren en ik kom regelmatig niet meer bij.
Bij één van de tempels heb ik een enkelbandje met belletjes gekocht. Dat had ik tijdens de vakantie al om en omdat mijn enkels nog hun oorspronkelijke afmetingen hebben, heb ik het niet afgedaan. De meeste India’se lopen met twee enkelbandjes. Je hebt er ook die hun hele enkels vol hebben hangen, maar je moet aan beide enkels evenveel dragen. De bijbehorende teenringen heb ik niet aan, die zijn om gek van te worden, je tenen kunnen niet meer echt lekker buigen en gaan, hoe smal die ringetjes ook zijn, eng ver uit elkaar staan. De verpleegster heeft al een paar keer naar mijn enkel gewezen. Eigenlijk afkeurend. Ik vraag haar wat ze bedoeld. ‘Where is the other one?’ ‘There is no other one, I only bought one.’ ‘That’s no good, you wear two, not one’. En ze legt uit dat de enkelketting bedoeld is om bad luck af te weren en dat het een lack of respect is just to wear one. Ik snap meteen waarom die meneer in de winkel zo bleef aandringen dat ik er echt twee moest kopen. Vond al dat hij zo bleef drammen. Ze lagen ook in paartjes in de etalage. Nu begrijp ik waarom. En ik doe hem demonstratief af, met het idee om hem direct na het verlaten van het ziekenhuis weer om te doen.
We brengen de dagen lezend door en Luite vertelt wat er buiten gaande is en hoe het contact verloopt met Harold van de verzekeringsmaatschappij. Harold houdt er rare ideeën op na. Zo moet ik op 20 januari nog een onderzoek bij een onafhankelijk arts regelen die me een verklaring geeft dat ik fit ben to fly op de 22ste. Hij gaat de vlucht boeken en een Engels sprekende dokter in Bangalore zoeken waar ik terecht kan. Luite eist Businessclass voor de terugreis in verband met mijn vliegangst (??) en het feit dat dit wat comfortabeler vliegen is. Had Harold het eerst over een arts die zou overvliegen om me te begeleiden bij de terugreis, maakt hij nu ruzie over dat dat echt niet vergoed gaat worden. Het zal onze tijd wel uitduren en Luite drukt hem gewoon weg. Dan regelt hij het zelf wel.
We brengen de dagen door met boeken. Tenminste Luite leest of hij ervoor betaald wordt en ik heb aan 1 boek genoeg. Na drie bladzijden weet ik al niet meer waar het over gaat, dus geniet ik van het uitzicht, de films, de slaap en de vele telefoongesprekken met Nederland. Inmiddels heb ik alle zussen en zelfs een oom aan de telefoon gehad. Wij stellen iedereen haske gerust. Thuis is een ware telefoonring losgebarsten, waar mijn vader een centrale rol in speelt. En hij is er druk mee.
16 januari in the Special Room.
Vandaag mag ik weg. Ik weet het zeker. Sinds binnenkomst is alles stabiel en zijn de bloeddrukmetingen, de echo en de ECG’s allemaal goed. Je kunt op papier wel zien dat ik een infarct gehad heb, maar de medicijnen doen hun werk. Om tien uur zit ik trappelend op de rand van mijn bed. Doctor come’s at half past ten. Om elf uur zit ik stuiterend op de rand van mijn bed en heeft Luite voor het eerst een volle laag gekregen. ‘En dan ga ik wel weg en kom vanmiddag wel met een toektoek om mijn dossier te halen en de recepten. Ik ga nu weg’. En doe vreselijk boos tegen de verpleegster die me helemaal gelijk geeft en er ook geen bal aan kan veranderen. Want als ze in India zeggen dat ze half past ten komen, kan dat ook in de loop van de namiddag zijn. Maar ik kom niet uit India en geef gif op. Zijn de afgelopen dagen het aantal delegaties aan mijn bed niet in aantal afgenomen, er is nu geen dokter te vinden, in de hele gang niet, die ik ook al een paar keer ingelopen ben. Eigenlijk ben ik als de dood dat ik niet weg mag. Al die dagen stoer gedrag vertoont ‘no, I’m fine, no pain, no stress, no I’m realy fine..’ en heb in deze dag een paal geslagen, wat betekent dat die vandaag wel gehaald moet worden. Niet nog een dag.
Het zaaltje naast de Special Room is inmiddels volgelopen met studenten, verpleegsters in opleiding en ineens staan er drie naast mijn bed met een kleine wok met vloeistof een lijst en een thermometer. ‘hello, we come to take your temperature’. Nou, het moet niet gekker worden.
‘No you’re not, I have been here for 5 days now and they never took my temperature, and you are not starting now, goodbye’. En ze druipen af. Hevig teleurgesteld. Ja, nog even in mijn blote kont tien minuten voordat ik afzwaai, nou doej.
Het medisch dossier is er niet. Of het nog niet af is of gewoon kwijt komen we niet te weten. Einde van de morgen mag Luite het komen halen.
En eindelijk komt er dan een dokter om half twaalf. Hij stelt zich voor en vertelt dat hij de behandeld cardioloog is. I can’t remember. Logisch want hij is na het moment van opname ook niet meer bij mijn bed geweest. Lot of cardiologists here, probeer ik nog. Nee dat zijn allemaal andere dokters, internist, psychiater, neuroloog . De logica ontgaat me volledig. Maar ik mag naar huis. Moet wel beloven dat ik me tot aan de dag van terug vliegen echt helemaal gedeisd houd, niet zonnen en dan het koude water in, veel slapen en gezond eten, vooral veel salades. Ik beloof alles.
En dan mogen we eindelijk weg. Nou tenminste, we gaan eerst naar de apotheek. Een klein kantoortje met een winkelruitje waar de recepten kunnen worden afgegeven. Er zit een juffrouw die met een piepklein schaartje in de strippen zit te knippen. We krijgen afgemeten t/m de 22ste medicijnen mee. Beetje voorraad zit er niet in. Tijdens ons wachten komt de directrice de gang op. All those bags? (Ja, we zijn hier al een paar dagen en hebben inmiddels de voorraad bagage van het hotel langzaam hier naartoe overgeheveld, dat past nooit in één toektoek). You are not allowed to carry the bags, you’re ill. En roept haar chauffeur die de hele handel in de auto laadt en ons afzet bij het hotel. Bij het binnenstappen van de hotelkamer slaat de kamferballetjeslucht meteen op onze luchtwegen. We hebben besloten om nog één nacht hier te blijven en dan een leuker onderkomen te vinden. Nu is het een kwestie van de dagen door zien te brengen. En dat gaan we op deze kamer niet redden. Luite gooit alle ramen open en ik steek mijn eerste sigaret op. Word meteen high. Zo die had ik wel verdiend. Roken is nog steeds troost en ondersteuning, ook al heb ik het dagen niet gedaan voor het eerst in honderd jaar en zou er nu dus helemaal zonder problemen vanaf moeten kunnen blijven. Lekker belangrijk. Maak ik zelf wel uit!
Bij de eerste poging van een aap om binnen te komen, doen we alle ramen weer hermetisch dicht. We zien het beest gillend over de rand van het hotel rennen en een stukje verderop gordijnen aan de kant schuiven en naar binnen verdwijnen. Oké. Nog een reden om een prettiger heenkomen te vinden. Luite wordt nu ook niet lekker van die lucht, die ook met de airco aan maar niet wil verdwijnen. Degene die ik heb kunnen vinden heb ik in een afgesloten la gestopt, het lijkt wel Pasen, waar je kijkt liggen die krengen. We besluiten naar buiten te gaan. Het is begin van de middag en nog heel wat uren te gaan. Luite neemt me mee naar een ander hotel, om te kijken of dat was is en als we worden binnengelaten door een soort Maharadja, een marmeren schone frisruikende enorme hal in, ben ik al overgehaald en is het prima als we hier twee nachten blijven.
Kreeg ik op Schiphol bij vertrek tijdens het wisselen in Indiase valuta het gevoel dat ik miljonair was, verander ik nu weer in een prinses. ‘You are so welcome’. Daarna wordt het hoog tijd dat er wat gegeten wordt en in het ‘oude’ hotel nemen we plaats in het vegetarische restaurant. Oh bah wat een vies eten wordt er geserveerd. Gelukkig kregen we de afgelopen dagen in het ziekenhuis maaltijden van het restaurant op het dak en niet van hier, dan was ik voortijdig overleden geweest, van uithongering. Het is toch altijd maar afwachten wat je krijgt hoor. Het dakterras is niet geopend voor de lunch. Een hapje op straat tussen de plaatselijke bevolking is een risico wat we niet durven nemen. Liggen we straks met amoebendiarree weer in het Memorial.
Bestel je in een restaurant boeff Stroganoff, dan is de kans dat datgene wat onder je saus onherkenbaar verdronken is, niets met een koe van doen heeft. Slang, aap, hond, kat, het is allemaal mogelijk. Ze gaan voor die paar toeristen die persé Westers willen eten echt geen heilige koe ombrengen. En varkensvlees wordt alleen gegeten door mensen die op de vuilnisbelten wonen. Deze zijn van de laagste kasten, zijn onaanraakbaar, dus voor hen maakt het niets meer uit. Onderweg hebben we veel van die belten gezien en het is een verschrikkelijk gezellig gezicht om die knorrende varkentjes, want ze blijven onder de maat, los rond te zien lopen tussen de troep. Dat is wat je noemt nog eens scharrelvlees.
Hotels doen geen zaken met onaanraakbaren, dus in de wat luxueuze hotels krijg je bij je Engelse ontbijt een plak gebakken boterhammenworst uit blik. Ook heel vies en niet aan te raden. Eieren zijn er wel en kippenvlees (meer bot dan vlees) is er wel. Kippen worden in India in trosjes verkocht; op hun kop met touw om de beentjes, met bossen tegelijk aldus vervoerd.
Vis kun je het beste eten als je heel dicht bij de zee zit. Op een berg in het binnenland is het af te raden om vis te kiezen. Hij is niet alleen niet meer vers en dus niet om weg te krijgen, niet op ijs hier gekomen, dus grote kans dat je er echt ziek van wordt. Dit geldt ook voor hun vriendjes de garnaal en de kreeft. Als je dit soort informatie niet hebt, kan je vakantie aardig in het honderd lopen. Moet je horen wie het zegt, krijgt notabene een infarct. En niet op een berg bij een tempel, waar je zo’n lekkere 600 treden naar boven moet klimmen, bij een temperatuur van boven de dertig graden met twee liter water op je rug en klotsende oksels. Nee, in een hotelkamer, in je bed, midden in de nacht tussen de kamferballetjes. Je verwacht het niet. Maar het gebeurt maar zo.
We slaan water en cola in.
Misschien ook interessant
Help mee en doneer
Met jouw donatie kunnen we 1,7 miljoen hart- en vaatpatiënten onafhankelijk blijven ondersteunen.